ausschlagen |
slaan 20
uitslaan 7
uitlopen
|
Ausschlagen |
pletten
overpompen |
ausschlagen |
uitbotten
schieten opkomen botten |
ausschlagen |
uitstoelen
|
ausschlagen |
hij uitslaan 1
uitspruiten 1
wil
genieën niet doen af slaan eruit bang zeggen tegen seks afslaan bij voorbij laten gaan doorslaan opvolging weigeren laten lopen uit slaan afwijst weigeren laten gaan nee zeggen afslaan afwijzen |
eine Erbschaft ausschlagen |
een nalatenschap verwerpen
een erfenis verwerpen |
ausschlagen und sortieren |
sorteren
|