linguatools-Logo
214 Verwendungsbeispiele

Übersetzungen

[NOMEN]
Kuchen taart 907 koek 132 vlaai 1 deksel
afsluitsteen
voorzetplaatje
geperste koek
aar
voorzetkoek

Computergenerierte Übersetzungsvorschläge

Kuchen cake 206 taarten 59 gebak 37 koekjes 12 pastei 12 een taart 10 koeken 8 cakes 8 taart eten 6 taartjes 6 koekje 5 cupcake 5

Verwendungsbeispiele

Kuchen taart
 

Deutsche Sätze

Niederländische Sätze

Erzeugnisse, die bei der Herstellung von Konditoreiwaren und Kuchen anfallen.
Producten verkregen bij en van de productie van gebak en taarten.
   Korpustyp: EU DGT-TM
Freddy bekam doch sein eigenes Stück vom Kuchen.
Freddy had zijn eigen stukje van de taart.
   Korpustyp: Untertitel
Vielleicht ist dies der Moment, zur Kuchenmetapher zu greifen: Die Menschen sehen den Haushalt der Europäischen Union als Kuchen.
Misschien is de vergelijking met een taart hier op zijn plaats - de mensen zien de begroting van de Europese Unie als een taart.
   Korpustyp: EU
Max, wie läuft es mit dem Kuchen?
Max, hoe gaat het met de taart?
   Korpustyp: Untertitel
Jeder will von dem großen Kuchen ein kleines Stück für sich haben, aber den Kuchen insgesamt nicht erweitert sehen.
Iedereen wil een klein stukje van de taart, maar niemand wil een grotere taart bakken.
   Korpustyp: EU
Zuerst probierst du ein schönes Stück... Kuchen.
Eerst neem je een lekker stuk... taart...
   Korpustyp: Untertitel
Alle möchten vom großen Kuchen ein möglichst großes Stück abhaben.
Iedereen wil liefst een zo groot mogelijk stuk van deze immense taart hebben.
   Korpustyp: EU
Kuchen essen, Typen hinterjagen und Spaß haben.
Jongens achtervolgen, taart eten, plezier hebben.
   Korpustyp: Untertitel
Weshalb haben Sie den Kuchen so und nicht anders aufgeteilt?
Waarom heeft u de taart op deze manier verdeeld?
   Korpustyp: EU
Der Kuchen hat mehr Sinn gemacht, nicht wahr?
Ja, de taart maakt meer duidelijk, toch?
   Korpustyp: Untertitel

Typische Wortverbindungen und Kollokationen


Englischer Kuchen vruchtencake

100 weitere Verwendungsbeispiele mit Kuchen

114 weitere Treffer unter Übersetzungen/Wortverbindungen

Deutsche Sätze

Niederländische Sätze

Pizza-Kuchen!
Laat het niet koud worden!
   Korpustyp: Untertitel
- Mark? - Helen, der Kuchen.
Kom straks maar, als je klaar bent.
   Korpustyp: Untertitel
Sie machte diesen Kuchen?
Had zij die gemaakt?
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen ist hier.
Anakin, je moet niet meer ongerust zijn.
   Korpustyp: Untertitel
Willst du einen Kuchen?
Wil je iets lekkers?
   Korpustyp: Untertitel
"Gib mir deine Kuchen ..."
Geef al je pasteien hier.
   Korpustyp: Untertitel
Backe deinen eigenen Kuchen.
Bak je eigen bruidstaart.
   Korpustyp: Untertitel
Knalle Kätzchen in Kuchen.
Versnij de poesjes in pastel.
   Korpustyp: Untertitel
Ich will mehr Kuchen.
Ze had grip op haar leven.
   Korpustyp: Untertitel
Nehmen Sie noch Kuchen.
Hier, neem wat kerstcake.
   Korpustyp: Untertitel
Versuch mal den Kuchen.
Neem wat van de kerstcake.
   Korpustyp: Untertitel
Danke für den Kuchen.
Bedankt voor het cakeje.
   Korpustyp: Untertitel
Hier ist euer Kuchen.
- Hier zijn jullie gebakjes.
   Korpustyp: Untertitel
- Den ganzen Kuchen!
Maar dan ook helemaal.
   Korpustyp: Untertitel
- Kuchen zum Frühstück?
En daar bovenop gesmolten kaas...
   Korpustyp: Untertitel
- Du brauchst Kuchen.
Je hebt een bord scones nodig.
   Korpustyp: Untertitel
Isst du deinen Kuchen?
Eet je je pasteitje nog op?
   Korpustyp: Untertitel
Geht nicht weg. Kuchen!
lk krijg het er niet meer uit.
   Korpustyp: Untertitel
Lasst den Kuchen hier.
Laat dat maar staan.
   Korpustyp: Untertitel
Nicht "Backe, backe Kuchen"!
Mijn Jessica toch niet?
   Korpustyp: Untertitel
Die Kuchen waren gut..
lk ben blij om dat te horen.
   Korpustyp: Untertitel
- Ich hätte gern Kuchen.
- lk zou graag een cakeje hebben.
   Korpustyp: Untertitel
Bestens! Will jemand Kuchen?
Goed, iemand nog een koffiekoek?
   Korpustyp: Untertitel
Wo ist der Kuchen?
Had ik me op verheugd.
   Korpustyp: Untertitel
- Ich bringe Kuchen mit!
lk heb een baba meegebracht.
   Korpustyp: Untertitel
- Was für einen Kuchen?
Wat nou, omelet?
   Korpustyp: Untertitel
Es gab zwei Kuchen.
Er waren twee pasteiën.
   Korpustyp: Untertitel
Er lag unter einem Kuchen.
- Waarom zit er chocolade op je gezicht?
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen ist sehr lecker.
De kerststronk is erg lekker.
   Korpustyp: Untertitel
Du wirst mir Kuchen backen?
Gaat u een appeltaart voor me bakken?
   Korpustyp: Untertitel
Mir Ihrer Hoheit Kuchen essen
Eten we met de koningin
   Korpustyp: Untertitel
Und jetzt: der Bundt-Kuchen.
En dan nu de tulband.
   Korpustyp: Untertitel
Schneiden wir den Kuchen an?
Dat maakt jou 'n heel belangrijk persoon.
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen ist für Sie.
lk heb een pasteitje meegebracht.
   Korpustyp: Untertitel
- Oder ein Stückchen Battenberg-Kuchen?
Een sneetje 'Button Berry'.
   Korpustyp: Untertitel
Ich verzichte auf den Kuchen.
- lk hoef niet.
   Korpustyp: Untertitel
Ich habe auch Kuchen gemacht.
lk heb ook een toetje.
   Korpustyp: Untertitel
Hey, wo bleibt mein Kuchen?
Ze laten jou met opzet jouw jaar overdoen?
   Korpustyp: Untertitel
"... und Geld ist der Kuchen."
"Maar geld is de honing."
   Korpustyp: Untertitel
Es ist ein Eiscreme-Kuchen.
Dit is een ijstaart.
   Korpustyp: Untertitel
Was war in dem Kuchen?
Wat zat er in dat gebakje?
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen sollte gegessen werden.
Hij is te mooi om niet te eten.
   Korpustyp: Untertitel
Den Kuchen mit euch teilen.
Om jullie mee te laten delen.
   Korpustyp: Untertitel
Nein, für den Kuchen-Wettbewerb.
Nee, voor de taartenwedstrijd.
   Korpustyp: Untertitel
Kein Kuchen mehr für dich.
Geen walletje meer voor jou.
   Korpustyp: Untertitel
Wer möchte Kaffee und Kuchen?
- Koffie met tulband?
   Korpustyp: Untertitel
George, ein Stück Bananen-Kuchen.
George, haal de bananencake voor ons.
   Korpustyp: Untertitel
Ihr Kuchen ist nicht bereit!
Hun gebakje is niet klaar!
   Korpustyp: Untertitel
- Gunther, hast du Kuchen da?
Gunther, mag ik een scone?
   Korpustyp: Untertitel
Also, ran an den Kuchen!
Nu: wijs me het biervat.
   Korpustyp: Untertitel
Oh, wie waren die Kuchen?
Vond je ze lekker?
   Korpustyp: Untertitel
Ich war nicht am Kuchen.
Bemoei je met je eigen zaken.
   Korpustyp: Untertitel
Die Blaubeer Kuchen sind hausgemacht.
De bosbessenbroodjes zijn huisgemaakt.
   Korpustyp: Untertitel
Ja, Kuchen gibt es auch.
Dat is er niet.
   Korpustyp: Untertitel
Das müssen die Kuchen sein.
Misschien van al die snoepjes.
   Korpustyp: Untertitel
Ich mache immer diesen Kuchen.
lk maakte altijd dat dessert.
   Korpustyp: Untertitel
Ich denke, es war Kuchen.
Dat was vast flan.
   Korpustyp: Untertitel
- Ja, Kuchen gibt es auch.
- Nou en of. Hier staat hij.
   Korpustyp: Untertitel
Es wird keinen Kuchen geben.
- Die komt niet.
   Korpustyp: Untertitel
- Guck mal, Kuchen mit Zucker.
- Hier is een suikerbeest.
   Korpustyp: Untertitel
- Du hast eine Kuchen gebacken?
- Maar ik heb dit voor je gemaakt.
   Korpustyp: Untertitel
- Ich versteigere bestimmt keine Kuchen.
- En ik heb er geen tijd voor.
   Korpustyp: Untertitel
- Wie ein Kuchen mit Glasur.
Je lijkt wel een bevroren donut.
   Korpustyp: Untertitel
- Also... Ich bin kein Kuchen...
Moest je me nu naar zo'n tent meenemen?
   Korpustyp: Untertitel
Sie wollte einen Kuchen für mich backen.
Mijn moeder maakt een verrassingstaart voor me.
   Korpustyp: Untertitel
Ok, jetzt schneiden wir den Kuchen an.
Een mes. lk wil eraan beginnen.
   Korpustyp: Untertitel
Hast du pinke oder gelbe Kuchen geholt?
Heb je roze cakejes op de bordjes gedaan?
   Korpustyp: Untertitel
Ein Sexualverbrecher hat den Kuchen geliefert.
- De taartbezorger is 'n zedendelinquent.
   Korpustyp: Untertitel
Der, der die Kuchen hat anbrennen lassen.
Diegene die het brood liet aanbranden.
   Korpustyp: Untertitel
Bist du fertig mit dem Kuchen?
Wil je die pudding nog?
   Korpustyp: Untertitel
Und bleiben Sie bei der Kuchen-Geschichte?
Je blijft dus bij je taartverhaal?
   Korpustyp: Untertitel
Kommt schon Leute, holt euch Kuchen.
Hij spreekt nu Grieks.
   Korpustyp: Untertitel
Was macht ihr beiden verrückten Kuchen da?
Wat doen jullie daar?
   Korpustyp: Untertitel
- Hör mal, dein Kuchen ist fertig.
lk ben een sloerie.
   Korpustyp: Untertitel
Lass mich noch meinen Kuchen weglegen.
lk zal mijn pudding wegleggen.
   Korpustyp: Untertitel
Jetzt entspann dich und genieß deinen Kuchen.
Ontspan en geniet van je pudding.
   Korpustyp: Untertitel
Wir essen den Kuchen im Wintergarten.
Kom je ons gezelschap houden in de kas?
   Korpustyp: Untertitel
- Was hat das mit Kuchen zu tun?
Wat is het verband met een laken?
   Korpustyp: Untertitel
So würde man einen Kuchen backen.
Dat is iets om te koken...
   Korpustyp: Untertitel
Ich bin kein Detektiv, ich mache Kuchen.
Je kunt je nu niet meer terugtrekken.
   Korpustyp: Untertitel
Komm schon, Shaft. Bring uns zum Kuchen.
Leid ons naar de hoofdprijs, Shaft.
   Korpustyp: Untertitel
Dann lassen wir Milo die Kuchen machen.
Milo kan de desserts leveren.
   Korpustyp: Untertitel
- Der Tofu-Kuchen sieht nicht übel aus.
- De tofoecakes zien er goed uit.
   Korpustyp: Untertitel
Ich kriege den ganzen Kuchen, kriege alles.
lk snoep van twee walletjes. lk win.
   Korpustyp: Untertitel
Backst du mir jetzt einen Kuchen?
Wat ga je doen, meelzak?
   Korpustyp: Untertitel
Okay, kein Kuchen für den Vize-Präsidenten.
De vicepresident hoeft niet, maar jullie toch wel?
   Korpustyp: Untertitel
Würdest du uns ein Stück Kuchen holen?
- 'k Denk erover na.
   Korpustyp: Untertitel
Man kann nie genügend Kuchen haben, richtig?
Je kunt nooit te veel toetjes hebben, hè?
   Korpustyp: Untertitel
Teilen wir den Kuchen durch drei.
Laten we 't in drieën verdelen.
   Korpustyp: Untertitel
Chandler, Kaffee und Kuchen, $ 4, 25.
Koffie en een scone: 4, 25.
   Korpustyp: Untertitel
- Der Kuchen ist in zehn Minuten fertig.
- De keuken is in tien minuten klaar.
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen-Macher hat ungern zugestimmt.
De Taartenmaker stemde aarzelend toe.
   Korpustyp: Untertitel
Der Kuchen-Macher erinnert sich an alles.
De Taartenmaker herinnert zich alles nog.
   Korpustyp: Untertitel
Alle bekamen ein Stück vom Kuchen.
Ze kregen allen 'n deel van de buit.
   Korpustyp: Untertitel
OSCAR: Was gibt es heute für Kuchen?
Welke smaak vla vandaag?
   Korpustyp: Untertitel
- Die gibt ihm doch nicht Kuchen.
- Dat gierige wijf?
   Korpustyp: Untertitel
Da steht ein Geburtstags-kuchen im Pausenraum.
Er is verjaardagstaart in de kantine.
   Korpustyp: Untertitel
- Gib mir etwas von dem Kuchen.
- Geef me 'n stuk viervierdengebak.
   Korpustyp: Untertitel
Diese Treffen auf dem Dachstuhl. - Oder Kuchen?
Die picknicks op de zolder of chocolades
   Korpustyp: Untertitel
Ich hätte gerne ein Stück Kuchen.
lk wil een muffin.
   Korpustyp: Untertitel